Verkiezings Programma 1998
Ook elders in de wereld zijn de zorgen er niet minder op geworden. Tegenover landen die zich uit hun achterstand vooruitwerken en door hun lage arbeidskosten en snel groeiende kennisniveau een geduchte concurrent worden van de traditionele rijke landen, staan grote gebieden die steeds verder wegzinken in een moeras van armoede, honger, ziekte en geweld. De rijke wereld voelt zich bedreigd, kampt met een werkloosheid die maar niet over wil gaan en dreigt zich nu terug te trekken in het defensief, zowel tegenover de anderen als tegenover de onderkant van de eigen samenleving. Het ideaal van sociale rechtvaardigheid, nationaal en internationaal, lijkt verder weg dan ooit. Ondertussen gaat de roofbouw op de natuurlijke rijkdom van de aarde onverdroten voort, ondanks de conferentie van de goede bedoelingen in Rio de Janeiro, en wordt de toekomst van komende generaties in snel tempo afgekapt.
Dit alles is geen reden om terug te verlangen naar de verkrampte wereld van vijf jaar geleden. De vlam van hoop die toen ontstoken werd is niet gedoofd. Waar beweging is, zijn altijd nieuwe kansen. Ondanks alle tegenslagen is er hier en daar een kwetsbare, maar reële vooruitgang geboekt: in Maastricht, in Zuid-Afrika, in Jeruzalem. Moedeloos- heid is even misplaatst als argeloos optimisme.
In Nederland, nog altijd een klein paradijs van voorspoed, vrijheid en vrede wordt ver- schrikt naar dit alles gekeken. Zoveel verraderlijke onzekerheid zijn we hier niet gewend. Achteraf lijkt de angst voor een wereldoorlog de prijs die we betaalden voor een overigens welvarend, stabiel en veilig bestaan aan de goede kant van de Muur - zolang de bom niet viel. De grote dreiging heeft plaatsgemaakt voor een variatie van kleiner, maar moeilijker af te schrikken onheil. Bezorgd constateren we dat we niet meer in alle materiële opzichten op de voorste rij staan tussen de landen van de wereld. Onze economie staat er niet goed voor, onze bedrijvigheid is in veel opzichten verouderd, te weinig wendbaar en daardoor onvoldoende opgewassen tegen de eisen die de internationale markt steeds dringender stelt. Ons stelsel van sociale zekerheid, opgebouwd in onbezorgder tijden, wordt een te zware last voor te weinig werkenden. Er dreigt een spiraal waarin steeds hogere arbeids- kosten tot steeds minder betaald werk leiden. Onze grote steden worden, ondanks glanzende nieuwe bedrijfsgebouwen en enorme inspanningen voor stadsvernieuwing en sociale woningbouw, voor een groot deel steeds onherbergzamer; er groeit een sfeer van onveiligheid en sociale versplintering. Veel mensen, vaak nieuwkomers, maar ook oor- spronkelijke bewoners, zijn maatschappelijk uitgerangeerd. En alle aandacht voor het milieu van de laatste jaren heeft nog steeds niet geleid tot een zodanig gebruik van hulpbronnen dat er op dit stukje aarde ook over honderd jaar nog goed te leven valt.
De stapeling van zorgelijke vooruitzichten, gepaard aan het gebrek aan vertrouwen in de stuurkracht van de overheid en van de rituele touwtrekkers op het middenveld, zou licht tot een zekere duizeligheid kunnen leiden. Het lijkt dan bijna of een pad dat lang tussen beschuttende rotswanden omhoog heeft gevoerd, plotseling uitzicht biedt op de diepte van weerskanten: het gaat nog goed, althans zo lijkt het, maar elk steentje dat wegrolt onder de voet kan een lawine veroorzaken van allerhande tegenspoed die alles meesleurt in de afgrond.
Het hoofd koel houden is onder zulke omstandigheden een eerste vereiste. Ideologische retoriek en eenzijdige schrikreacties vergroten de onevenwichtigheid en daarmee het gevaar. Dat gevaar moet helder onder ogen worden gezien, niet overdreven en niet onderschat. Vervolgens moet nuchter een realistische route worden uitgezet, op grond van inzicht in eigen mogelijkheden en beperkingen. Politieke verbeeldingskracht is noodzakelijk - mits de politiek zich niet te veel gaat verbeelden. Hoe duidelijk de uitgezette lijn ook is en hoort te zijn, niemand kan precies weten waar hij uitkomt. Wie dat nog niet inzag, heeft het de laatste vijf jaar kunnen leren. Bereidheid tot bijstelling van de koers is nodig, zonder daarbij wezenlijke uitgangspunten te verloochenen. D66 vraagt het vertrouwen van de kiezers op grond van de marsroute die in dit programma wordt uiteengezet.
Onze uitgangspunten zijn eenvoudig. Of het een land goed gaat, wordt niet afgemeten aan degenen die gezond en welvarend zijn, maar aan het lot van zieken, gehandicapten, hoogbejaarden, uitgerangeerden. In Nederland hoort het leven, voorzover dat materieel bepaald is, de moeite waard te zijn voor iedereen. Daartoe moet het wezen van de verzorgingsstaat in stand blijven. Dat wezen is: mensen helpen zichzelf te helpen, en waar dat niet mogelijk is blijvend bijspringen, sober maar voldoende.
In de eerste plaats is daarvoor nodig dat veel meer mensen aan de slag komen op de arbeidsmarkt. Iedere betaalde, legale baan die erbij komt, betekent iemand minder mee te dragen door de gemeenschap en iemand meer die zelf meedraagt. Het geheel van onze voorstellen ter stimulering van de economie en het scheppen van werk, van verlaging van de arbeidskosten tot investeringen in de infrastructuur, is te vinden in het eerste hoofdstuk van dit programma.
Een geslaagd werkgelegenheidsbeleid verdient op den duur zichzelf terug, maar daarmee zijn we er niet. Op de korte termijn moeten er tegenover de lastenverlichting en de extra uitgaven die zulk beleid meebrengt, elders besparingen staan. Met andere woorden: alles moet zuiniger, ook de uitkeringen en de subsidies. Globaal gezegd kan dat op twee manieren. De gemakkelijkste weg is het verminderen van sommige of alle uitkeringen met een fors percentage: iedereen krijgt minder dan het nodige en moet zich voor het overige zien te redden door bijverzekeren of anderszins op de vrije markt. Deze manier wijzen wij af, omdat sommigen, beladen met onverzekerbare risico's, in een uitzichtloze positie terecht zullen komen, terwijl er anderzijds nog steeds geld wordt uitgekeerd waar het niet strikt nodig is.
Wij kiezen daarom voor de andere manier: een strenge kritische doorlichting van alle overdrachtsuitgaven op basis van de vraag of de ontvanger werkelijk niet zonder kan uitkomen; waar het kan moet bovendien worden nagegaan of de uitkering zo wordt verstrekt dat de ontvanger zo snel mogelijk weer voor zichzelf kan zorgen, al was het maar ten dele. Het gaat hierbij niet alleen om zoiets als een volumebeleid bij de WAO en de bijstand, maar bijvoorbeeld ook om het stelsel van studiefinanciering en de kinderbijslag. Door afschaffing van het volgens deze maatstaf overbodige en de instelling van een doel- treffender uitvoeringsorganisatie kan een aanzienlijke besparing worden gerealiseerd. Wij erkennen dat een zodanig afgeslankt stelsel bewerkelijk is en niet ongevoelig voor fraude, maar daar staat het doorslaggevende voordeel tegenover dat het ons in staat stelt ruimhartig te blijven tegenover wie het werkelijk nodig heeft.
Ook bij de overige overheidsuitgaven blijft meer soberheid geboden, en ook hier geldt dat het onverstandig is de pijn gelijk te verdelen over alle uitgaven. Sommige uitgaven zijn zo onontkoombaar of van zo groot centraal belang dat er niets af kan, en soms zelfs bij moet. De vergrijzing van de bevolking vergt, hoe zuinig we ook zijn, meer geld voor de gezond- heidszorg; Nederland veilig houden vergt niet alleen meer politie, maar evenzeer handha- ving van de waarborgen die een rechtsstaat biedt, en ook daarom meer middelen; de integratie van grote aantallen nieuwkomers stelt niet alleen hoge eisen aan de betrokke- nen, maar ook aan de gemeenschap; de taak waarvoor het onderwijs zich gesteld ziet, moet door herschikking van middelen tot een goed eind worden gebracht, maar verdraagt zich niet met verdere bezuinigingen; de cultuur, in zijn oude en nieuwe verschijningsvor- men, is als bindend en zingevend element in een verbrokkelde samenleving te waardevol om te worden overgeleverd aan het spel van de markt alleen. Dit alles wordt in de volgen- de hoofdstukken nader uitgewerkt.
Maar de prioriteit met de breedste en meest diepgaande consequenties voor het toekom- stig beleid is de zorg voor het milieu, of algemener gezegd: de noodzaak om Nederland en de wereld in ecologische zin leefbaar te houden voor komende generaties. In het Tweede Hoofdstuk worden de implicaties van deze gedachte voor verschillende sectoren uitge- werkt. Ook in het Vijfde Hoofdstuk over buitenlands beleid speelt het een wezenlijke rol. Redt de wereld het niet, dan redt Nederland het ook niet; we moeten, zonder gidslandpre- tenties, naar vermogen bijdragen aan rechtvaardiger en evenwichtiger verhoudingen in de wereld.
Plannen maken is één ding, ze uitvoeren een ander. De enquête naar de sociale zeker- heid heeft weer eens feilloos aangetoond hoe goede bedoelingen langs gebaande paden tot slechte resultaten kunnen leiden. De stuurinrichting van onze samenleving is sterk verouderd, en vergt grondige revisie. Dat is al lang zo, maar door het vaarwater waarin Nederland is terechtgekomen, is verder uitstel werkelijk niet verantwoord meer. De voorstellen die wij hiervoor aanbieden, zijn een vaak herziene en steeds uitgebreide editie van wat we eerder hebben gesteld; met steun van de kiezer zullen we in de komende periode eindelijk een begin kunnen maken met de uitvoering.
De hervorming die wij voorstaan heeft niet alleen betrekking op het openbaar bestuur, maar ook op het gebied van de maatschappelijke verbanden tussen overheid en markt dat tegenwoordig het middenveld wordt genoemd. Dat de zuilen die vroeger dat middenveld beheersten zijn afgebrokkeld, betekent bepaald niet dat mensen niet meer bereid zouden zijn over de eigen schutting heen te kijken en zich in te zetten voor het algemeen belang. Ze zoeken daarvoor eerder nieuwe kanalen, vaak lokaal of gericht op een concreet doel, minder strak georganiseerd, niet gebaseerd op levensbeschouwelijk onderscheid. Belemmeringen die aan deze nieuwe dynamiek van het middenveld in de weg staan, moeten worden weggenomen.
Ook politieke partijen zijn organisaties waaraan de maatschappelijke ontwikkeling niet voorbij is gegaan. Niet langer zijn het massale emancipatielegers, die in gesloten gelede- ren opmarcheren onder de banier van een ideologie. Ze worden kleinere organisaties die een politiek produkt aanbieden en door de kiezers elke keer opnieuw worden beoordeeld op de kwaliteit van dat produkt: hun boodschap, hun mensen, hun concrete oplossingen. Dat besef begint in de verkiezingsprogramma's van verschillende partijen door te breken. D66, dat altijd zo in de politiek heeft gestaan, verwelkomt die ontwikkeling. Het zorgt voor gesprekspartners met wie we in veel opzichten van mening kunnen verschillen, maar met wie naar praktische oplossingen kan worden gezocht, zonder vruchteloze misverstanden over wat nu echte duidelijkheid is in de politiek. Wel blijft nodig dat een politieke partij kort aangeeft welke accenten zij aanbrengt in de gemeenschappelijke idealen van vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit, bijvoorbeeld in de vorm van een ideaal toekomstbeeld, te gebruiken als kompas bij het zoeken van de richting. Omdat zo'n ideaalbeeld niet iedere vier jaar verandert, nemen we een passage over uit ons Verkiezingsprogramma 1989- 1993.
"In zo'n toekomst die gelukt is, zullen de zelfstandige weerbare wezenlijk gelijk behandelde burgers en burgeressen niet langs elkaar heen leven, maar in samenwerking hun verantwoordelijkheden aanvaarden op grond van hun eigen, vrije keuze. De oude, vrijwel gedachteloze sociale volgzaamheid zal vervangen zijn door sociaal verstand: een berede- neerd, door goed onderwijs bijgebracht algemeen inzicht in de noodzaak van solidariteit in verdraagzaamheid. de nieuwe samenwerkingsverbanden die zulke burgers aangaan zullen zich voegen naar de actuele behoefte en gevoelig zijn voor de democratisch geuite verlangens van hun deelnemers: ze zullen dus weinig gemeen hebben met de vaak zo verstarde zuilen en koepels van het hedendaags maatschappelijk middenveld.
In die gelukte toekomst zal de overheid zich beperken tot een aantal kerntaken en die uitvoeren met grote zorgzaamheid, maar steeds een zo groot mogelijke ruimte latend aan de ontplooiing van persoonlijk en maatschappelijk initiatief. De overheid en de politiek zullen er bovendien niet langer met hun rug naar de samenleving staan, maar een doorzichtig systeem vormen dat weet wat het aanricht en dat nauw luistert naar het stuur van de democratie."
In de komende regeerperiode moet veel gebeuren; wij willen daaraan, als de kiezers het mogelijk maken, een bijdrage leveren die ook echt iets voorstelt. Het is tijd voor groot onderhoud. Dat gaat overlast geven, want er moet ondertussen worden doorgewerkt. Het is niet anders. Nederland is een goed land om in te wonen, maar om het zo te houden, moet het nauwkeurig bekeken en waar nodig verbeterd worden. Dat is wat dit programma voorstelt: onze kijk op de herziening van Nederland.